Russische meststoffenbom

18,81 EUR – 4B↓

Het was fameus schrikken afgelopen dinsdag voor de aandeelhouders van K+S (ticker SDF op de beurs van Frankfurt; ISIN code DE000KSAG888). Op die dag kondigde het Russische Uralkali aan dat het uit het exportkartel Belarusian Potash Co (BPC) stapt. BPC werd door Uralkali en Belaruskali opgericht in 2004. Samen met het Canadese exportkartel Canpotex, met Potash Corp, Mosaic en Agrium als partners, heeft BPC ruim twee derde van de wereldwijde potashmarkt (kaliummeststoffen) in handen. K+S is als onafhankelijke speler goed voor 10%. De problemen bij BPC begonnen eind 2012 toen de president van Wit-Rusland (Belarus) een decreet ondertekende waardoor BPC het alleenrecht verloor voor de uitvoer van potash uit het land. Belaruskali heeft hiervan geprofiteerd door, buiten BPC om, een aantal rechtstreekse leveringen aan China te doen. Hierdoor werd het kartel volgens Uralkali de facto onwerkbaar. De bedoeling van de kartels is altijd geweest om de verkochte volumes te limiteren om voldoende hoge prijzen te kunnen onderhandelen. Deze strategie heeft de meststoffenbedrijven de afgelopen jaren geen windeieren gelegd, maar komt nu dus op de helling te staan. Uralkali, met de goedkoopste kostenstructuur, kondigde meteen aan dat het zijn marktaandeel wil vergroten door op maximumcapaciteit te beginnen produceren. Op jaarbasis komt er zo ruim 3 miljoen ton potash extra aanbod op de markt, te vergelijken met een totale verkoop van 54 miljoen ton in 2012. De prijzen stonden de afgelopen kwartalen al onder druk; zo realiseerde Potash Corp in het tweede kwartaal een gemiddelde verkoopprijs van 356 USD per ton, tegenover 433 USD per ton in hetzelfde kwartaal van 2012. De algemene verwachting is nu dat de prijzen wel eens tot onder 300 USD per ton kunnen zakken. Uiteraard is dit voor alle potashproducenten slecht nieuws. Voor K+S is het potentieel zelfs dramatisch, gezien hun hogere kostenstructuur. Prijzen lager dan 300 USD per ton dreigen de potashbusiness van K+S niet langer winstgevend te maken. Verschillende analisten hebben dan ook al hun koersdoelen drastisch verlaagd, tot minder dan 20 EUR per aandeel. De démarche van Uralkali komt ook heel ongelegen aangezien K+S vorig jaar begonnen is met de bouw van een nieuwe potashmijn, het zogenaamde Legacy-project, in de Canadese provincie Saskatchewan. Het totale investeringsbudget voor het project bedraagt 4,1 miljard CAD. De bedoeling is om eind 2017 (fase I) een capaciteit van 2 miljoen ton potash op jaarbasis uit te bouwen, te vergelijken met een verkoop door K+S van 5,75 miljoen ton potash in 2012. In 2023 zou de capaciteit 2,8 miljoen ton bedragen (fase II) en op nog langere termijn is zelfs sprake van 4 miljoen ton. Het is dus duidelijk dat Legacy voor K+S uitermate belangrijk is, ook omwille van de logistieke voordelen voor toelevering naar de Amerikaanse en Aziatische markten. Het project is echter pas echt aantrekkelijk bij potashprijzen boven 400 USD per ton. Het is dan ook afwachten of, en zo ja op welke manier, K+S zijn plannen met het project zal (moeten) aanpassen. Gelukkig heeft K+S ook nog de stabielere, maar minder winstgevende zoutafdeling. De afgelopen jaren boekte de zoutafdeling gemiddeld 40% van de totale omzet, maar droeg slechts 15% tot 20% bij tot de bedrijfswinst (ebit).

Hoewel Uralkali een hernieuwde samenwerking met Belaruskali niet volledig uitsluit, lijkt het pad naar vrijere concurrentie, en dus lagere potashprijzen, definitief ingezet. Op zich is dit uiteraard een goede zaak voor de boeren en het zal de langetermijnvraag naar potash verder ondersteunen. Voor de aandeelhouders van K+S is het echter een fameuze ontnuchtering en het aandeel verloor dan ook 30%. Het bedrijf heeft een gezonde financiële basis en noteert nu rond de boekwaarde. Maar gezien de druk op de winsten in de potashafdeling en dus de druk op het (drastisch) verminderen van het dividend, verlagen we verder de rating naar ‘afbouwen’ (4B).

Afbouwen

Partner Content