Ernstige groeipijnen

Wim Ver Elst Redacteur bij Trends

Een van de meest opvallende tendensen dit jaar is de slechte prestatie van de beurzen op de ontluikende markten. Van China tot Brazilië hebben beleggers zowel in absolute als in relatieve termen nog geen plezier beleefd aan aandelen uit de landen die de belofte van de toekomst inhouden.

Dit jaar kijkt het gemiddelde van deze beurzen tegen een verlies van 3% aan, en tegenover de Amerikaanse S&P 500 bleven ze gemiddeld zelfs 10% achterop. De klad zit er eigenlijk al in sinds begin 2011, maar toen liep de daling nog synchroon met de rest van de westerse beurzen.

De ontkoppeling begon begin 2012, waardoor sindsdien de relatieve achterstand op de S&P 500 tot meer dan 30% is opgelopen. De koerswinstverhoudingen in de groeilanden zijn intussen vaak tot (ver) onder de niveaus van de Westerse landen gedaald. Is dit een unieke kans om te kopen? Of signaleren de markten dat er meer aan de hand is in de groeilanden, of zelfs met de wereldeconomie als geheel? Om maar meteen het antwoord te geven: de groeilanden kampen met ernstige groeipijnen die voor een stuk het gevolg zijn van de Westerse schuldcrisis en ons beleidsantwoord daarop, maar ook te wijten zijn aan interne problemen. De oplopende tekorten op de lopende rekening en de vrij hoge inflatie zijn de symptomen van het ziektebeeld van de groeilanden.

Meer privéschulden

Brazilië is een mooi voorbeeld van de nieuwe realiteit in de groeilanden. Het land heeft te lang kunnen genieten van een dubbele rugwind: stijgende grondstoffenprijzen én de toestroom van buitenlands kapitaal tegen lage rentevoeten. Dit manna heeft zich vertaald in stijgende lonen en een sterk stijgend, maar ook te sterk kredietgedreven consumptiepatroon. Het slachtoffer van dit groeimodel is de exportgerichte industrie, die door de hoge lonen en hoge wisselkoers een pak aan competitiviteit inboette, waardoor ook de economische groei is stilgevallen. Aan die instroom van goedkoop buitenlands kapitaal kon de Braziliaanse regering relatief weinig doen, want deze instroom is een gevolg van het expansieve westerse geldbeleid en de daarmee samenhangende speurtocht naar rendement. Maar structurele ingrepen deed de Braziliaanse regering te weinig, omdat de vlotte financiering door het buitenland leidde tot een verlammende zelfgenoegzaamheid. Daarin verschillen de politici in de groeilanden dus niet van hun Westerse collega’s. Brazilië probeert met een soepel monetair beleid de economische motor weer aan de praat te krijgen, maar deze politiek voedt alleen maar de al te fel opgelopen consumptie, en herstelt de groeikracht van de economie niet. Geen wonder dus dat de Braziliaanse beurs het moeilijk heeft.

De toestroom van buitenlands kapitaal heeft de voorbije jaren in heel wat groeilanden tot meer schuldfinanciering geleid in de private sector -in Latijns-Amerika stapelen vooral de gezinnen de schulden op, in Azië is dat eerder het bedrijfsleven. En hoewel de private schuldgraad in de ontluikende markten gemiddeld slechts 70% van het bbp bedraagt, en daarmee ver onder het Westerse niveau van 145% blijft, toch is een snelle groei van de schuldgraad vaak even destabiliserend als de omvang van de schuld zelf. De gevaarlijk snelle stijging van de schulden in de particuliere sector is daarom een aandachtspunt voor de groeilanden, ook al zijn de overheidsschulden laag en hebben de banken doorgaans stevige kapitaalbuffers.

De beurzen verteren op dit moment dit stijgende risicoprofiel van de groeilanden. Deze correctie wist geenszins de sterke prestaties van het voorbije decennium uit, en ook op langere termijn blijft de belofte van extra beursreturns overeind, op voorwaarde dat de groeilanden hun huiswerk maken. Dat moet echter nog aangetoond worden. Daarom blijft risicodiversificatie, ook op geografisch vlak, een must voor elke belegger.

Partner Content