Europese comeback?

Europese aandelen hebben één grote troef na drie jaar ondermaats te hebben gepresteerd: hun relatief lage waardering.

Sinds de Amerikaanse centrale bank eind mei voor het eerst suggereerde dat ze haar expansieve geldbeleid in de nabije toekomst zou afbouwen -weliswaar onder de opschortende voorwaarde van een voldoende sterk economisch herstel- weten de Europese aandelen minstens gelijke tred te houden met hun Amerikaanse tegenhangers. Dat is opmerkelijk, want Amerikaanse en Europese aandelen bodemden samen uit in de winter van 2009, maar sindsdien stegen de Amerikaanse beurzen tot nieuwe records, terwijl de indexen in Europa achterbleven- met de Duitse DAX-index als de grote uitzondering. De schuldigen moeten niet ver worden gezocht: de Europese schuldencrisis en de aanslepende recessie die er het gevolg van was, hielden de bedrijfswinsten laag en de algemene onzekerheid hoog. De jongste weken vertoont de Europese economie eindelijk tekenen van beterschap, en de relatieve rust aan het Europese schuldenfront is op dit moment voldoende om beleggers opnieuw wat moed te geven.

Toch blijft grote waakzaamheid geboden. De structurele problemen van de euroconstructie zijn niet opgelost, en na de Duitse verkiezingen is een nieuwe Griekse schuldherschikking onvermijdelijk. Bovendien rust de beursremonte van de voorbij maanden, zowel in Europa als in de VS, vooral op aantrekkende waarderingen en niet op hogere winsten, of zelfs niet op hogere winstvooruitzichten. Maar de Europese aandelen hebben één grote troef na drie jaar ondermaats te hebben gepresteerd, en dat is hun relatief lage waardering. Het dividendrendement bijvoorbeeld is voor aandelen uit het eurogebied opgelopen van minder dan 2% eind jaren negentig tot 3,5% vandaag. Dat is ook het gemiddelde sinds 1973. In de VS is dat dividendrendement over dezelfde periode slechts gestegen van 1,2% naar iets meer dan 2%, wat iets onder het historische gemiddelde ligt. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat vooral Amerikaanse bedrijven de laatste jaren aan hun aandeelhouders evenveel cash hebben uitgekeerd via de terugkoop van eigen aandelen als via de uitkering van dividenden. Het eigenlijke dividendrendement ligt in de VS dus een stuk hoger.

Vangnet

Ook de koers-winstverhoudingen pleiten vandaag voor Europese aandelen. In Europa betalen beleggers ongeveer 15 keer de winst, precies in het midden van de vork van 10 tot 20 waarin die verhouding zich doorgaans beweegt. Amerikaanse aandelen daarentegen hebben opnieuw een koers-winstverhouding van 20 in het vizier. En als de bedrijfswinsten worden gecorrigeerd voor de conjunctuurschommelingen, en de koers-winstverhouding wordt berekend op basis van de gemiddelde winst van de voorbije tien jaar -een indicator die hoog wordt ingeschat als voorspeller van toekomstige beursrendementen- dan komen de Europese aandelen er nog een stuk beter uit. In Europa bedraagt deze koers-winstverhouding 12, wat naar historische normen vrij laag is. In de VS heeft deze koers-winstverhouding opnieuw de kaap van 20 gerond, wat historisch gezien hoog is.

De relatief lage waardering maakt Europese aandelen in elk geval minder kwetsbaar voor de stijging van de langetermijnrente die zich vanuit de VS doorzet en de voorbije weken een ravage aanrichtte bij de aandelen, obligaties en munten uit de groeilanden. In Europa kunnen beleggers schuilen achter een vrij hoge risicopremie (bijna 6%) op aandelen. Want als de risicovrije langetermijnrente stijgt, nemen beleggers misschien vrede met een lagere risicopremie en hoeven de koersen niet te dalen. Op voorwaarde dat het herstel doorzet, dat de schuldencrisis onder controle blijft en dat de Europese politici eindelijk spijkers met koppen slaan.

Partner Content