Goed begonnen is niet half gewonnen

Hoe dichterbij de exit van het expansieve monetaire beleid in de VS komt, hoe zenuwachtiger beleggers op de nagels bijten. De correctie op de Japanse Nikkei-index vorige week toont aan hoe strak de zenuwen gespannen staan.

En al was de Nikkei na de parabolische stijging van de voorbije maanden rijp voor een (stevige) correctie, toch houdt die inzinking een waarschuwing in voor alle beleggers. Golven van vrijwel gratis geld kunnen de beurzen lang en fors omhoog jagen, maar gratis geld alleen volstaat niet om stevige fundamenten te gieten onder de koersstijgingen. Japan, dat alles of niets speelt, zal wellicht als eerste het bewijs leveren.

Japan zit na bijna dertig jaar van economische stagnatie op het tandvlees. Via een soepel monetair en budgettair beleid kon erger worden vermeden, maar met een vergrijzende bevolking wordt het steeds moeilijker om de welvaart te verdedigen. Tekenend is de verslechtering van de handelsbalans en de dalende spaarquote van de gezinnen, waardoor Japan het steeds moeilijker heeft om het hoge begrotingstekort en de grote staatsschuld goedkoop te financieren. De regering beseft dat de houdbaarheidsdatum van het oude beleid van pappen en nathouden overschreden is, en forceert een beleidsbreuk om het tij te keren.

Drie werven moeten voor de ommekeer zorgen in Japan: een geloofwaardiger budgettair beleid op langere termijn, structurele hervormingen om de economische groei op te krikken en alle remmen losgooien in het monetaire beleid. Werf 3 is de gemakkelijkste en daarmee is Japan dan ook volop bezig: de Bank of Japan wil de geldhoeveelheid in twee jaar tijd verdubbelen. De eerste successen zijn geboekt: de yen daalde fors (30% ten opzicht van de dollar), de beurs schoot naar boven (+70% in yen sinds november), en vooral: Japan boekte in het eerste kwartaal een nominale groei van 3,5% op jaarbasis.

Japanse beurszeepbel

Maar goed begonnen, is deze keer niet half gewonnen, omdat het expansieve monetaire beleid kwalijke nevenwerkingen heeft. De rest van de wereld laat de daling van de yen voorlopig oogluikend toe. Omdat er begrip is voor de hachelijke situatie van Japan, en omdat de yen de voorbije jaren flink in waarde was gestegen. Maar een verdere verzwakking (richting 120 yen per dollar) zal op toenemend protest botsen. En een lagere yen betekent voor Japan natuurlijk ook een duurdere import, wat vreet aan de koopkracht van de Japanse gezinnen.

Als de inkomens de stijging van de prijzen niet kunnen volgen, komt Japan geen stap vooruit en is de genezing mogelijk erger dan de kwaal. Nevenschade is er ook op de obligatiemarkt. Abe en Kuroda hopen nogal naïef dat obligatiehouders braaf een lage coupon blijven aanvaarden bij een oplopende inflatie. De jongste weken brak de Japanse langetermijnrente al een paar keer uit, in zoverre dat de Bank of Japan aankondigde dat ze telkens zal interveniëren als dat nodig is om de rente aan de grond te houden.

De Japanse beurs teerde de voorbije maanden echter vooral op de voordelen van het nieuwe beleid. De dalende yen veroorzaakt een boost van de omzet en de winstmarges van de Japanse bedrijven. De rendabiliteit van Japanse bedrijven bedraagt maar de helft van de Europese of Amerikaanse bedrijven. Qua waardering noteren de Japanse aandelen rond het gemiddelde van de voorbije tien jaar: niet duur, maar ook niet goedkoop. Misschien kan de Bank of Japan nog meer lucht blazen in de minibeursbubbel, maar zonder succes op werf 1 en 2, of dus zonder duurzaam hogere groei, zal die zeepbel eerder vroeg dan laat barsten. Dat geldt bij uitbreiding voor alle beurzen.

Partner Content