Gouden Olifant nr.38

Het westerse kapitalisme zal wellicht nooit de Heilige Graal van stabiele groei vinden, maar ook het Chinese staatskapitalisme is koortsachtig op zoek.

Al in 2007 noemde de toenmalige president Wen Jiabao de Chinese economie onstabiel, onevenwichtig en niet duurzaam, en nu, zes jaar later, probeert de Communistische Partij de economie bij te sturen. De Chinese groei moet minder afhankelijk worden van investeringen in infrastructuur en bijkomende fabrieken, en moet meer worden gedragen door interne consumptie. Verre van een eenvoudige oefening, maar wel eentje die niet langer kan worden uitgesteld. Ook en vooral omdat het oude groeimodel wordt aangedreven door steeds meer (slechte) schulden. De Chinese leiders beseffen het gevaar van een schuldenzeepbel en proberen daarom de kredietgroei af te remmen. De Chinese centrale bank trok al een eerste keer de handrem op, maar moest vrij snel op haar stappen terugkeren omdat de financiële markten, in China en in de rest van de wereld, die koerswijziging moeilijk verteren. China worstelt met hetzelfde dilemma als het Westen: wat moet gebeuren voor de stabiliteit op lange termijn, doet (te) veel pijn op korte termijn.

De wortels van de Chinese kredietbonanza liggen in 2008, toen het land als reactie op de westerse financiële crisis alle kredietremmen losliet om de groei op peil te houden. Dat is toen net iets te goed gelukt. Typisch voor China is dat vooral de jongste jaren veel van de kredietcreatie buiten het reguleerde banksysteem gebeurde, in het zogenoemde schaduwbanksysteem. Via speciale investeringsfondsen, opgericht door lokale overheden, tot zogenoemde welvaartmanagementfondsen stroomde veel kapitaal naar speculatieve, maar niet altijd even productieve investeringen, vooral in vastgoedprojecten. Reuters onderzocht ooit een van die fondsen genaamd “Gouden Olifant nr 38”, dat een jaarrendement van 7,2% beloofde. Het investeerde in een verlaten vastgoedproject te midden van de rijstvelden.

Aantrekkelijke waarderingen

Die stal uitmesten, kapitaal productiever inzetten en de kredietgroei onder controle krijgen, dat is het vaste voornemen van China. De kunst wordt dat te realiseren zonder de groei te hard onderuit te halen, want de jongste indicatoren wijzen op een groei van 7% of minder, wat naar Chinese normen stilaan als een recessie mag worden omschreven. Dat hebben vooral de grondstoffenmarkten al geweten. De actie van de Chinese centrale bank raakte ook de Chinese beurzen vrij hard, ook omdat een aantal om liquiditeiten verlegen banken aandelenposities moesten verkopen om cash vrij te maken. En beleggers spitsen het beste de oren als ze de woorden ‘verplichte verkopen’ horen, want regelmatig blijken dat mooie aankoopmomenten te zijn.

De waarderingen op de Chinese beurs, en dan meer specifiek van de Chinese aandelen die in Hong Kong noteren, is intussen te aantrekkelijk om te negeren. Koers-winstverhoudingen onder de 10, en aandelen die amper boven de boekwaarde noteren, ogen aantrekkelijk. Niet dat er meteen haast bij is, maar Chinese aandelen mogen zeker op het ‘te volgen’-lijstje komen.

Partner Content