Deepwater Horizon-proces is hervat

4,39 GBp – 1C

Op 30 september werd in de Verenigde Staten het tweede deel van het proces tegen oliereus BP ingezet, na de olieramp van april 2010 op het Deepwater Horizon-boorplatform in de Golf van Mexico. Het eerste deel van het proces had betrekking op de manier waarop de ramp tot stand is gekomen en wat er technisch fout is gelopen. In het tweede gedeelte wordt nagegaan in hoeverre de schuld aan BP kan worden toegeschreven en of de ramp vermijdbaar was. Daarnaast moet ook worden bepaald hoeveel olie is ontsnapt bij de ramp. Experts van het openbaar ministerie hanteren een cijfer van 4,2 miljoen vaten. Volgens BP zelf gaat het over niet meer dan 2,45 miljoen vaten. Het cijfer is belangrijk, omdat op basis daarvan de schadevergoeding wordt bepaald.

Het op een na grootste Europese oliebedrijf sloot al een overeenkomst om 7,8 miljard USD aan schadevergoedingen uit te betalen. Door allerlei administratiekosten en claims van particulieren en bedrijven die hoger waren dan verwacht, liggen de verwachte uitgaven nu al op 9,6 miljard USD. Er zijn intussen al meer dan 200.000 claims en er kunnen nog tot april volgend jaar nieuwe verzoeken tot schadevergoeding worden ingediend. BP is echter van mening dat het in een aantal gevallen om frauduleuze claims gaat, waarbij het verband tussen de schade en de ramp niet kan worden bewezen. De groep gaat ook niet akkoord met de manier waarop de schade wordt berekend. Een federale beroepsrechtbank oordeelde vorige donderdag dat de formule op basis waarvan de schadevergoeding wordt vastgesteld door een lagere rechtbank moet worden verduidelijkt, en indien nodig aangepast.

Het speciale compensatiefonds dat BP na de ramp oprichtte, is intussen zo goed als leeg. Na extra lasten van 1,4 miljard USD in het tweede kwartaal blijft van de oorspronkelijke 20 miljard USD nog maar 300 miljoen USD over. BP verhoogde in juli nog de totale provisie voor schadevergoedingen en boetes gerelateerd aan de ramp van 48,2 naar 48,4 miljard USD. BP verkocht de voorbije drie jaar voor 38 miljard USD aan activa om de kas te spijzen. Daarbij ging ook het belang van 50% in de Russische joint venture TNK-BP de deur uit. BP ontving in ruil voor de participatie een belang van 12,84% in het Russische staatsbedrijf Rosneft, dat het nadien zelf aanvulde tot 19,75% (inclusief twee zitjes in de raad van bestuur). Daarnaast kreeg BP ook 12 miljard USD aan liquiditeiten uitgekeerd. Daarvan wordt 8 miljard USD besteed aan de inkoop van eigen aandelen. Daarvan is 2,5 miljard USD al afgerond. De aangepaste nettowinst daalde in het tweede kwartaal met 24%, tot 2,71 miljard USD, ruim onder de verwachte 3,6 miljard USD. Dat had te maken met de lagere olieprijs, maar ook met lagere inkomsten uit Rusland door de daling van de Russische roebel en een hoge belastingvoet van 45%.

De olieramp uit 2010 blijft BP achtervolgen en dat zal nog een hele tijd het geval zijn. Het aandeel van BP noteert sinds begin dit jaar zo goed als ongewijzigd, net als dat van sectorgenoten Shell en Exxon Mobil trouwens. BP is nog altijd 30% goedkoper dan voor de olieramp. Het probleem is dat nog steeds niet accuraat kan worden becijferd hoe hoog de definitieve schade voor BP zal oplopen. Deze onzekerheid zorgt ervoor dat het aandeel in verhouding tot de boekwaarde (1,2) een stuk goedkoper noteert dan de sectorgenoten. De k/w van volgend boekjaar bedraagt 8. Onderliggend presteert BP vrij goed, al blijft het afstoten van de activa niet zonder gevolgen voor het groeiprofiel. We verwachten niet onmiddellijk een forse daling van de olieprijs. De sterke financiën en het omvangrijke aandeleninkoopprogramma vormen een buffer tegen verdere koersdalingen. We handhaven daarom het advies ‘koopwaardig’ voor BP (rating 1C).

Koopwaardig

Partner Content