Gold Fields

De beleggers focussen vooral op de aanhoudende problemen bij South Deep, terwijl de groep op het gebied van de kostencontrole, kasstromen en schuldenafbouw wel goed bezig is.

Het oude Gold Fields (GFI) werd begin 2013 opgesplitst om de internationale activa en de Zuid-Afrikaanse mijnen van elkaar te scheiden. South Deep was de enige mijn uit het voormalige thuisland die tot de portefeuille van het nieuwe GFI bleef behoren. Daarvoor was een goede reden want in tegenstelling tot de klassieke Zuid-Afrikaanse mijnen was South Deep relatief weinig arbeidsintensief en sterk gemechaniseerd. De omvangrijke reserves (38 miljoen ounce goud) waren de belangrijkste reden waarom South Deep werd weerhouden. Ze maken trouwens ook het grootste gedeelte van de groepsreserves uit (52,1 miljoen ounce).

Uitgerekend South Deep is nu wel het grootste zorgenkind van de groep. De mijn werd in 2006 gekocht voor 3 miljard USD. Bijna tien jaar later werd al 1 miljard USD geïnvesteerd, maar toch is South Deep nog altijd verlieslatend. Lange tijd was het de bedoeling om tegen eind 2017 ongeveer 700.000 ounce goud op jaarbasis te produceren, maar deze doelstelling werd vorig jaar verlaten wegens veel te optimistisch. De all-inproductiekosten van South Deep zouden op termijn onder 900 USD per ounce moeten uitkomen. In het tweede kwartaal bedroegen de productiekost nog 1986 USD per ounce. GFI verwacht nu dat de mijn tegen eind volgend jaar break-even (winst noch verlies) zal zijn.

South Deep had uiteraard een negatieve impact op de productiekosten op groepsniveau. Die bedroeg in het tweede kwartaal 1059 USD per troy ounce, 10% minder dan een kwartaal eerder. Exclusief South Deep zou dit cijfer op amper 984 USD per ounce zijn uitgekomen. De mijnen in Ghana, Australië en Peru leverden gezamenlijk 496.000 ounce goud op. Dit bracht de groepsproductie op 535.000 ounce, wat 6,7% meer was dan in het eerste kwartaal. GFI mikt voor het volledige boekjaar op een output in de buurt van 2,2 miljoen ounce, ongeveer even veel als in 2014. In Zuid-Amerika (Cerro Corona) liggen de productiekosten veruit het laagst. Australië is de op één na goedkoopste productieregio, maar ook in West-Afrika werd heel wat vooruitgang geboekt. De kasstroom van de groep kwam uit op 101 miljoen USD. Er was ook een aangepaste nettowinst van 22 miljoen USD, wat een opsteker was, na twee opeenvolgende verlieskwartalen. GFI kon, ondanks de lagere goudprijs, wel profiteren van de goedkopere Zuid-Afrikaanse rand (ZAR) en Australische dollar (AUD).

De nettoschuld daalde na de eerste jaarhelft tot 1,477 miljard USD of bijna 1,5 keer de bedrijfskasstroom (ebitda). De eerste terugbetaling volgt pas in november 2017, maar het is toch de bedoeling de schuld tegen eind volgend jaar af te bouwen naar één keer de ebitda. Een neerwaartse bijstelling van de reserves behoort begin volgend jaar wel tot de mogelijkheden want GFI berekent die momenteel nog op basis van een goudprijs van 1300 USD, wat gezien het huidige prijsniveau vrij optimistisch is.

Conclusie

De beleggers focussen vooral op de aanhoudende problemen bij South Deep, terwijl de groep op het gebied van de kostencontrole, kasstromen en schuldenafbouw wel goed bezig is. Daarnaast ging Gold Fields ook mee onderuit in de algemene malaise, waardoor de beurswaarde is teruggevallen naar amper 0,6 keer de boekwaarde. Wel een hoger dan gemiddeld risico.

Advies: koopwaardig

Risico: hoog

Rating: 1C

Partner Content