Dollar onder druk

Het rommelpapier dook overal fors naar beneden.

Nu het economisch een stuk beter gaat in de Verenigde Staten, staan Wall Street en de dollar (USD) zwaar onder druk. Neem de jongste werkgelegenheidscijfers. Het aantal nieuw gecreëerde banen lag onder de verwachtingen, maar volstond om de officiële werkloosheid terug te dringen tot minder dan 5% van de beroepsbevolking. Zelfs de lonen gingen vooruit. Voldoende om vertrouwen in de toekomst in te boezemen, toch? Welnee, de markten reageerden negatief.

Volgens de een was de boosdoener alweer China, volgens de ander de daling van de olieprijs. Sommigen onderstreepten de houding van de Amerikaanse centrale bank, de Fed. Hun redenering is vrij rationeel. Als de Amerikaanse economie zich duurzaam herstelt, kan het niet anders dan dat de Fed haar rentetarieven optrekt. Wat negatief zou zijn voor de beurs en rentegevoelige beleggingen. In dat geval had men een stijging van de USD moeten optekenen, maar die bleef uit. Het groene biljet verloor 2,5% tegenover de euro (EUR) de afgelopen week. Misschien was hij beïnvloed door de beslissing van de Iraanse regering om haar olieverkoop in EUR af te rekenen?


Weinig bemoedigend

Wat is er aan de hand dan? Het is moeilijk de beweegredenen van investeerders na te gaan. Feit is echter dat ze worden overspoeld door weinig bemoedigende berichten. De verbetering in de werkgelegenheid vindt al maanden uitsluitend plaats in de tertiaire sector, bij de diensten. Daarentegen blijven er banen verdwijnen in de primaire en zeker de secundaire sector – de landbouw, mijnen en industrie. De taken worden niet overgenomen door robots of andere computerprogramma’s – dat zou aanleiding geven tot een rendementsverbetering in die sectoren – wat dus duidt op een inkrimping van de economie.

De verruiming van werkgelegenheid in de tertiaire sector, die gepaard gaat met een lichte loonsverbetering, gekoppeld aan een activiteitsvermindering van de twee andere sectoren, leidt onvermijdelijk tot een verslechtering van de handelsbalans. Als het land de dagelijkse producten niet langer in overvloed produceert, wordt het verplicht ze in te voeren. De jarenlange delokalisaties zijn daar niet vreemd aan. En als de gedoodverfde leverancier (China) zelf minder neigt te verkopen, kan moeilijk sprake zijn van een duurzaam herstel.


Valutaoorlog blijft

De problematiek wordt verder versterkt door de aanhoudende valutaoorlog die de grootste handelsmogendheden tegen elkaar voeren. Zo herhaalde de president van de Europese Centrale Bank (ECB), Mario Draghi, dat hij volgende maand met een nieuw rist maatregelen zal uitpakken om het deflatiegevaar tegen te gaan. Zijn Japanse ambtgenoot sprak gelijkaardige woorden, een dag later. Wat natuurlijk niet zonder effect bleef op de wisselmarkt en reacties zal uitlokken van zowel de Verenigde Staten als China. Specialisten vrezen nu al het ergste en dringen erop aan dat de betrokken centrale banken bijzondere onderlinge swaplijnen installeren om de spanningen te luwen. Sommigen willen zelfs dat centrale banken en nationale schatkisten actiever afgeleide producten hanteren om ontwrichtende koersbewegingen tegen te gaan.

De kans is echter klein dat dergelijke oplossingen soelaas brengen. Hoe men het ook keert of draait, de monetaire expansie, in welke vorm ook, heeft nog mooie dagen voor zich. De meeste centrale banken hebben in hun bevoegdheden, naast de stabilisatie van de prijzen, de economische groei. Alleen de ECB moet daaraan geen aandacht besteden. Ze hebben allemaal de doos van Pandora geopend door de geldkraan wagenwijd open te draaien. De bedoeling was de conjunctuur aan te zwengelen door krediet goedkoper te maken en overvloedig geld ter beschikking te stellen.

Het resultaat was dat het krediet vooral werd benut om speculatie te financieren. De zeer lage rentetarieven hebben bovendien de renteschalen uit hun evenwicht gebracht. Die aanhoudende discrepanties hebben andere markten gedestabiliseerd. Vandaag stelt men vast dat die markten uitsluitend met vers geld standhouden.


Toenemende nervositeit

Er is nog geen paniek, maar wat zich de afgelopen week afspeelde, is een eerste teken aan de wand dat er iets ernstig schort. Op de kapitaalmarkt bijvoorbeeld werd druk heen en weer gehandeld. Sommige emittenten wisten puike prestaties voor te leggen, zoals ArcelorMittal of de goudmijnen, waarvan alle stukken in alle munten flink terrein wonnen. In het algemeen stelden we een verschuiving van dubieus geachte debiteurs naar meer betrouwbare vast. Het rommelpapier dook overal fors lager. Hetzelfde lot gold voor tal van leningen uit groeilanden, en van oliemaatschappijen en tal van bankinstellingen. Dienstverlenende instellingen klommen wat hoger in Britse pond (GBP). De soevereine stukken en aanverwante presteerden overal goed.

Op de wisselmarkt keerde de trend op het einde van de week. Alle winsten werden zo afgeroomd. De yen (JPY) klom 1,2% hoger tegenover de EUR. Oost-Europese munten wonnen lichtjes terrein. De grondstoffenmunten, daarentegen, verloren er, meestal in mindere mate dan de USD zelf, uitgezonderd de roebel (RUB), die 3,7% prijsgaf. Opvallend was de puike prestatie van de Braziliaanse real (BRL), die 1,9% wist te herwinnen.


Geen gemakkelijke tijden

De onstabiliteit neemt overal toe en zal niet spoedig wegebben. Dit zijn geen gemakkelijke tijden voor beleggers, maar ideaal om de samenstelling van zijn portefeuille te herzien en de nodige arbitrages door te voeren. Maar de koersbewegingen zijn spectaculair en onverwacht. Daarvan profiteren is de boodschap. Wat niet eenvoudig te verwezenlijken is, omdat de banken, de verplichte tussenpersoon, steeds kariger informatie over het marktgebeuren doorspelen – zeker wat de obligatiemarkt betreft. Ook de gehanteerde verschillen tussen bied- en laatkoersen nemen de jongste tijd fors toe. Werk dus altijd met gelimiteerde koersen en houd in het achterhoofd dat de tijd in uw voordeel speelt.

Op de primaire markt was er niets bijzonders te melden. De meeste uitgiften zijn technisch correct, maar weinig inspirerend. Praxair (A), het vroegere Union Carbide, brengt 550 miljoen EUR op acht jaar uit, die 0,77% meer opbrengt dan het marktgemiddelde. Het stuk wisselt nu al boven pari (100%) van eigenaar op de grijze markt. De lening draagt een spensclausule, een vervroegde terugbetaling op elk ogenblik uitvoerbaar, tegen een prijs die een rendement waarborgt dat 0,4% hoger zal liggen dan dat op de Duitse Bund van gelijke looptijd.

BNP Paribas Fortis Funding (A2) geeft een vijfjarige obligatie in USD uit met oplopende coupon. Die stijgt elk jaar met 0,2% om op 2,75% te eindigen. Het behaalde rendement over de hele looptijd bedraagt 2,08%, wat niet bepaald gul te noemen is. Zoals gebruikelijk zal de omvang van de lening afhangen van het succes bij beleggers. We zijn geen voorstander van dergelijke leningen, omdat ze zo goed als niet verhandelbaar zijn. Daarom een verwijzing naar het alternatief, RBC (AA-, alt. 3), dat kwalitatief beter is, vlotter verhandelbaar en meer opbrengt. Opgepast: alleen voor wie effectief dollars kan gebruiken.

Partner Content