Goudcorrectie raakt mijnaandelen

De georganiseerde raid op de goudprijs heeft heel wat schade aangericht op de financiële markten. Niet alleen bij de edelmetalen zelf, maar ook bij de gerelateerde aandelen. We komen nog even terug op de prijsdaling van 350 USD/troy ounce in minder dan drie handelsdagen. In die periode werd op papier (met futures) meer goud verhandeld dan jaarlijks door alle mijnen samen wordt geproduceerd. Voor wie een beetje logisch nadenkt, is het duidelijk dat deze prijsdaling fundamenteel nergens op slaat. De handel in termijncontracten en de fysieke goudhandel hebben nog maar weinig met elkaar te maken. Terwijl volop termijncontracten werden verkocht, konden handelaren over de hele wereld het fysieke goud niet meer aanslepen om de kopers van staven en munten te bedienen. De afstand tussen de financiële economie (speculatie op futuresmarkten) en de reële economie (fysieke vraag) was nooit eerder zo groot. De goudmarkt illustreert daarmee op beperkte schaal wat eigenlijk op de hele economie van toepassing is.

Terug naar de goudmijnaandelen, waarvan de sentimentindicatoren vorige week helemaal op tilt sloegen. Het hield al niet over voor de afslachting van 1600 USD naar 1350 USD, maar nadien was het hek van de dam. De NYSE Arca Gold Bugs Index (HUI) staat nu opnieuw op het niveau van eind 2008. In oktober van datzelfde jaar dook de HUI zelfs even onder 200 punten. We moeten er wel bij vermelden dat een troy ounce goud toen amper 700 USD kostte. De vergelijking met vandaag gaat dus niet op. Hoewel de productiekosten de voorbije 5 jaar zijn toegenomen, is van een bijna verdubbeling geen sprake. Bijgevolg zijn ook de reserves in waarde toegenomen. We kunnen dus gerust stellen dat goudmijnaandelen nu al goedkoper zijn dan in het najaar van 2008 het geval was.

Wat iedereen natuurlijk -nu meer dan ooit- wil weten is of de goudmijnaandelen nog verder zullen dalen, en zo ja met hoeveel. We hebben helaas geen glazen bol om u hierop het antwoord te geven, maar we kunnen wel een aantal feiten aanhalen die investeerders moeten helpen om een berekend risico te nemen.

Toen we in februari in deze rubriek de goudmijnaandelen hebben besproken, had niemand met een prijsdaling van dergelijke omvang (zowel wat goud als de aandelen betreft) rekening gehouden. Maar het gebeurde dus wel. Er zijn slechts een handvol goudmijnbedrijven die de beleggers inzicht geven in de totale productiekosten. Het is bijgevolg moeilijk te bepalen welke momenteel onder hun break-evenniveau werken. Toch moet u er niet aan twijfelen dat aan een prijs van 1300 tot 1400 USD een aanzienlijk deel van de mijnen verlieslatend is. Daarom is het nog niet zo dat een mijngroep in zijn geheel verlieslatend is, maar verschillende individuele mijnen zijn dit zeker wel. De bedrijven die het eerst onder druk zullen komen, zijn die waarvan de activa zich concentreren in regio’s met een hoge productiekost. We denken hierbij in de eerste plaats aan de Zuid-Afrikanen. In regel zijn grote groepen die over verschillende operationele activa beschikken, verspreid over verschillende continenten beter beschermd tegen een aanhoudend lage goudprijs. Bedrijven als Newmont Mining, Barrick Gold en Goldcorp, die bovendien vaak nog inkomsten genereren uit bijproducten (vooral basismetalen) kunnen beter tegen een stootje. Toch is het niet uitgesloten dat sommige bedrijven met de hete adem van bankiers en schuldeisers in hun nek opnieuw zullen gaan hedgen (productie op voorhand verkopen). De kans is overigens klein dat, als gevolg van de lagere goudprijs, de mijnproductie op korte termijn zal dalen. Om het hoofd boven water te kunnen houden, zal integendeel net het omgekeerde gebeuren. Producenten wie het water aan de lippen staat, zullen proberen om eerst de rijkere ertslagen te ontginnen om de lagere goudprijs te compenseren met een hogere productie. Op iets langere termijn is dit natuurlijk een kansloze strategie.

Voor de houders van fysiek goud is er nog steeds geen vuiltje aan de lucht. Fysiek goud dient niet om te speculeren en de kleine minderheid die dit bezit, is dit waarschijnlijk ook niet van plan. Wie voor de afslachting van half april een kilogram goud in bezit had, heeft die nu nog altijd. Net als een kunstwerk, een oldtimer of een postzegelcollectie ook niet alle dagen worden getaxeerd, is dit bij fysiek goud ook niet aan de orde. Wie zich enkele maanden geleden een ETF (tracker) of certificaat aanschafte dat de waarde van de goudprijs schaduwt of in een korf goudmijnaandelen investeert, hoeft evenmin te wanhopen. Naargelang het tijdstip van aankoop is het rendement wellicht negatief, maar zolang niet verkocht wordt, is dit louter een virtueel verlies. Anders is het gesteld met hefboomproducten die met een ingebouwd stop-lossniveau en/of uitoefenprijs werken, zoals warrants of Turbo’s en aanverwante. Een dergelijke, brutale beweging kan beleggers tegenvoets nemen en illustreert nogmaals het speculatieve karakter van deze producten en de omzichtigheid waarmee beleggers ermee moeten omgaan.

De reserves in de grond zijn de voorbije weken niet verdwenen, al zijn ze op papier wel een stuk minder waard geworden. Investeerders die nog moeten instappen, kunnen daarbij alleen maar hun voordeel doen. De kans is groot dat de goudmijnaandelen eerder een bodem neerzetten dan goud zelf. Sinds de top in 2011 liepen de aandelen al voor op het metaal en dit was ook bij de bodem in 2008 het geval. Dit gaat altijd gepaard met een capitulatie van de goudmijnbeleggers. Het is onzeker of we deze fase nu al hebben bereikt, maar ze is in elk geval niet meer ver af.

Partner Content