Herstel oliediensten stelt teleur

.
Danny Reweghs
Danny Reweghs Directeur strategie Trends Beleggen

De olie- en oliedienstenaandelen stellen teleur, omdat hun winsten veel minder zijn hersteld dan verwacht. Maar iedereen houdt zich op de vlakte om nog voorspellingen te doen over de olieprijs.

De olieprijs kwam de jongste jaren regelmatig in het nieuws. De eerste keer gebeurde dat in 2015, omdat de prijs bijna elke dag een nieuwe bodem raakte. Tussen het najaar van 2014 en begin 2016 maakte de olieprijs een duik van 115 naar 28 dollar per vat Brent-Noordzeeolie. Sindsdien herstelde de olieprijs, met enige volatiliteit, maar de recente overname van Anadarko Petroleum door Chevron illustreert nog maar eens dat het niet meer dezelfde tijden zijn voor de oliesector dan voor de grote klap van de olieprijs. Dan valt de koersreactie bij de grote oliemaatschappijen nog mee, geholpen door de hoge dividendrendementen. Veel erger is de situatie voor de oliedienstenspelers, waarvan de koersen nog altijd bijzonder ver onder hun historische piek staan.

Op 30 november 2016 beslisten de leden van de OPEC(de organisatie van de olie-exporterende landen) voor het eerst in decennia om hun dagelijkse productie met 1,2 miljoen vaten te verlagen. Daaraan gekoppeld engageerden ook elf niet-OPEC-leden, waaronder Rusland, zich om hun productie met ruim 500.000 vaten te laten zakken. Het werd een historisch akkoord, want het bevestigde de ommekeer van de olieprijs. Van 45 dollar voor een vat Brent-olie evolueerde de prijs in twee jaar naar bijna 85 dollar. En zoals het haast altijd gaat, begonnen de meesten de opwaartse lijn door te trekken. Traders en specialisten spraken voor het eerst sinds 2015 opnieuw over prijzen van 100 dollar per vat.

De realiteit zag even anders uit. In amper twee maanden was er opnieuw een duik richting 50 dollar per vat. De productiebeperking werd afgezwakt en dat was blijkbaar voldoende om de terugval van de olie-export uit Iran op te vangen – een gevolg van de Amerikaanse olieboycot vanaf november, die schoorvoetend, want met tegenzin, door veel bondgenoten werd gevolgd. Er was ook een verandering aan de vraagzijde. De handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China miste zijn impact op de wereldeconomie niet. Volgens Bloomberg was de wereldwijde groeivertraging in de loop van vorig jaar de meest dramatische sinds de bankencrisis van een decennium geleden. In het laatste kwartaal van vorig jaar zou de wereldeconomie amper met 2,1 procent zijn gegroeid, het laagste cijfer in tien jaar. Vandaar andermaal de spectaculaire terugval van de olieprijs.

Tijd voor de olieproducerende landen om opnieuw te handelen. Onder leiding van Saudi-Arabië werden de productiebeperkingen opnieuw ingevoerd. Die werden in de loop van het eerste kwartaal goed opgevolgd. De oliegigant uit het Midden-Oosten wil in de best mogelijke omstandigheden de staatsoliemaatschappij Aramco naar de beurs brengen. Ook veel andere landen, waaronder Rusland, kunnen een hoge olieprijs gebruiken om hun economie te verstevigen. In ijltempo zijn we dezer dagen weer aanbeland bij 70 dollar voor een vat Noordzeeolie.

Plussen en minnen

Na zulke forse bewegingen houdt iedereen zich op de vlakte om nog voorspellingen te doen voor dit en volgend jaar. Traders en specialisten houden het dan maar bij prijsverwachtingen die in de buurt van de huidige prijs liggen. De consensusprognose en de futures houden het op 65 à 70 dollar voor Brent in 2019. We zien dezelfde voorspelling voor 2020. Het is weinig waarschijnlijk dat dat ook echt gebeurt, maar op dit moment houden de positieve en de negatieve factoren elkaar zowat in evenwicht.

Er is de impact van de zwakkere economische omgeving op de olievraag, al valt die daling nog mee. Aan de aanbodzijde is er de positieve invloed van de heringevoerde productiebeperkingen. Daarbij hoort ook de vaststelling dat de Amerikaanse productie van schalieolie door de scherpe prijsdaling in het vierde kwartaal van vorig jaar minder snel is gestegen dan verwacht. Zoals wel vaker houdt een aantal olieproducerende landen geopolitieke risico’s in. Venezuela en Libië springen het meest in het oog met hun onstabiele politieke toestand, die de olieproductie van beide landen een knauw heeft gegeven.

Zwaar achtergebleven

Heel opmerkelijk blijft de vaststelling dat veel olieaandelen maar beperkt of zelfs helemaal niet hebben geprofiteerd van het herstel van de olieprijs vanaf het bodemniveau van 30 dollar per vat. Het geldt minder voor de klassieke oliegiganten, maar des te meer voor de oliedienstenbedrijven. Dat kunnen we bijvoorbeeld afleiden door de prestatie van de Stoxx 600 Oil & Gas-indexaf te zetten tegen de stijging van de olieprijs en de prestatie van de meest gevolgde tracker op aandelen uit de oliedienstensector, VanEck Vectors Oil Services. Zo steeg de Stoxx600 Oil&Gas-index de afgelopen vijf jaar met amper 1 procent, terwijl de prijs van Brent-olie in dezelfde periode met 58 procent is geklommen. Dankzij de hoge dividenden was de return 27 procent lager (31 versus 58%), terwijl we traditioneel veeleer zien dat aandelen een hefboomeffect hebben op de onderliggende grondstof. Nog veel pijnlijker wordt het als we het verschil meten tussen de oliedienstensector en de olieprijs. Dat verschil bedraagt 110 procent (-52 versus +58%).

Zwak omzet- en winstherstel

De verklaring voor de teleurstellende koersprestaties van de olie- en oliedienstenaandelen is dat de winsten veel minder zijn hersteld dan verwacht. We illustreren dat aan de hand van de winstontwikkeling bij de veruit grootste oliedienstenspeler ter wereld, het Frans-Amerikaanse Schlumberger.Het aandeel noteerde een piekkoers van net geen 120 dollar midden 2014, om een duik te nemen tot zelfs 35 dollar in december vorig jaar (-70%). De afgelopen maanden is er een koersherstel van iets meer dan 20 procent, maar de koersschade blijft gigantisch.

Schlumberger bereikte een omzetpiek in 2014 van 48,6 miljard dollar en boekte een bedrijfskasstroom (ebitda) van 13,7 miljard dollar (ebitda-marge van 28,2%) en een winst per aandeel van 5,61 dollar (winstmarge van 20,5%). Het afgelopen boekjaar lag de groepsomzet een derde lager op 32,8 miljard dollar, met een ebitda van 6,8 miljard dollar (ebitda-marge van 20,7%) en een winst per aandeel van 1,64 dollar, of een winstmarge van 10,2%. Een derde minder omzet leidt tot een halvering van de ebitda en een 70 procent lagere winst per aandeel.

Dat het koersverloop ontgoochelde, kwam ook doordat de gemiddelde analistenverwachting twee jaar geleden helemaal anders was. Rond die tijd bedroeg de analistenconsensus voor 2019 rond 4 dollar per aandeel. Dat cijfer is sindsdien continu neerwaarts bijgesteld tot amper 1,6 dollar per aandeel vandaag. Dat betekent dat de analisten ook voor dit jaar niet op winstherstel rekenen, maar wel op een bescheiden omzetstijging tot 33,4 miljard dollar, wat inhoudt dat er ook in 2019 nog geen einde komt aan de verslechtering van de marge.

Opportunistisch beleggen

Het winstherstel is er, maar de omvang en de breedte vallen tegen, waardoor de aandelen het veel minder goed hebben gedaan dan verwacht. Ook wij hebben dat mogen ondervinden met de voorbeeldportefeuille. Een klassieke en defensieve manier om in de oliesector te beleggen, zijn oliereuzen als Royal Dutch Shell en Total. Hun hoge dividendrendement houdt de interesse van het beleggerspubliek in een wereld van lage rente levend.

Oliedienstenbedrijven als Schlumberger en TechnipFMC ogen interessant, maar hun matige vooruitzichten voor dit jaar weerhouden ons ervan ze stevig aan te bevelen, al bieden de lage verwachtingen ruimte om positief te verrassen De bekende tracker VanEck Vectors Oil Services is in de Verenigde Staten gebaseerd, maar kan in België niet meer worden gekocht vanwege de PRiiP-reglementering.

Partner Content